Het STAMU heeft de Utrechtse gemeenten gevraagd naar de gevolgen van de Coronacrisis voor het erfgoed. Daarbij is niet alleen gevraagd naar de consequenties voor de lokale erfgoedorganisaties, maar ook naar de gevolgen voor de gemeentelijke taken van het erfgoedbeleid.
Uit de antwoorden blijkt dat gemeenten de crisis vooral aanwenden om taken op te pakken die goed vanuit huis uit te voeren zijn. Denk daarbij aan het schrijven en actualiseren van beleid en verordeningen. De zorg gaat vooral uit naar de onderdelen waarbij participatie van belang is. Dat is ingewikkeld op dit moment. Het maken van Cultuurhistorische Waardenkaarten loopt bijvoorbeeld vertraging op, omdat bijeenkomsten met experts en publiek geen doorgang kunnen vinden. Ook is het lastig om de dialoog met kerken aan te gaan ten behoeve van de kerkenvisies. Opvallend is dat weinig gemeenten opteren voor alternatieve vormen van participatie, bijvoorbeeld online. Zij stellen het liever uit.
Het gemis van publieksactiviteiten (ook in de archeologie) wordt genoemd. Dat zijn veelal ook activiteiten die door het veld worden georganiseerd. Gemeenten vrezen dat dit op de langer termijn een negatief effect kan hebben op het draagvlak voor erfgoed, maar ook voor de verenigingen en organisaties die zich daar hard voor maken. Er leeft een grote zorg of de activiteiten wel weer op gang komen na een versoepeling van de regels. Veel instellingen drijven namelijk op oudere vrijwilligers die veelal tot de risicogroep behoren.
Gemeenten hebben voornamelijk zicht op erfgoedverenigingen- en organisaties waar een subsidierelatie mee bestaat. Voor de overige organisaties en bijvoorbeeld particuliere eigenaren van publiek erfgoed, geven de gemeenten hun algemene verwachtingen aan. Dat is met name gebaseerd op het wegvallen van vrijwilligers en inkomsten. Historische verenigingen hebben bijvoorbeeld geen last van inkomstenderving, maar ondervinden wel veel hinder bij de uitvoering van hun activiteiten en het bereiken van publiek. Organisaties of eigenaren van erfgoed die (ten dele) voor hun inkomsten afhankelijk zijn van commerciële activiteiten voor publiek, worden economisch wel hard getroffen. Denk aan de musea, maar ook aan kleine erfgoedlocaties zoals de botters in Spakenburg, molens, forten en buitenplaatsen. Nog afgezien van de vraag of deze organisaties en eigenaren kunnen voldoen aan een 1,5 meter maatschappij, zijn ze ook sterk afhankelijk van vrijwilligers voor het onderhoud en de uitvoering van hun activiteiten. Het effect van inkomstenderving, toegankelijkheid en een tekort aan vrijwillige handen op de korte termijn en mogelijk ook voor de toekomst, hakt daar dus dubbel zo hard in.
Tot slot zijn er zorgen of er in de toekomst nog wel voldoende inkomsten en subsidies zijn voor erfgoedinstellingen nu er een grote recessie dreigt en de daarmee gepaard gaande bezuinigen. De angst bestaat dat de ontwikkeling van nieuwe initiatieven op het gebied van erfgoed hierdoor stagneert.
Steunpakket Provincie Utrecht
De Provincie Utrecht wil een bedrag van 6 miljoen euro vrij maken voor steunmaatregelen aan de cultuur-en erfgoedsector. Deze steun is bedoeld om de sector overeind te houden in aanvulling op de rijksregelingen. De ondersteuning van gemeenten op dit gebied valt hier ook onder. De definitieve besluitvorming door de Provinciale Staten over het steunpakket vindt in juli plaats bij de behandeling van de Zomernota 2020 en de Kadernota 2021.