Unesco werelderfgoed

Bij het opstellen van een nieuw omgevingsplan moet de gemeente rekening houden met aanwezige of aantoonbaar te verwachten cultureel erfgoed en werelderfgoed (Besluit kwaliteit leefomgeving, Bkl, art. 5.126). De verplichting om rekening te houden met de aanwezigheid van werelderfgoed bij het opstellen van het Omgevingsplan geldt ook wanneer een gemeente zelf geen werelderfgoed op het gemeentelijk grondgebied heeft. Ontwikkelingen die worden toegelaten in een omgevingsplan kunnen immers de uitzonderlijke universele waarde van een werelderfgoed dat buiten het plangebied ligt beïnvloeden. Of dit het geval is, hangt af van wat precies de uitzonderlijke universele waarde van het betreffende werelderfgoed is.

Het Rietveld-Schröder-huis ligt middenin Utrecht en zal niet snel beïnvloed worden door ontwikkelingen in aangrenzende gemeenten. De Romeinse grensstreek de Limes, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam bestaan echter uit een samenhangend stelsel van individuele objecten en landschappelijke kenmerken binnen een bepaald gebied en zijn van bovenlokaal belang. Om die reden is hier ook in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV, art 1.7) bijzondere aandacht aan besteed. Deze waarden zijn kwetsbaarder voor ‘externe’ invloeden. Denk bijvoorbeeld aan de openheid van de inundatievlakten die onderdeel zijn van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dus niet alleen de gemeente waarin zich dit (aanstaande) Werelderfgoed bevindt, maar ook de buurgemeenten zullen moeten nagaan wat ze in hun omgevingsplan kunnen toelaten, zonder de uitzonderlijke universele waarde hiervan aan te tasten.