Herstel bij brand- of stormschade aan een monument

Als een monument ernstige schade oploopt of zelfs instort door brand, storm of door ander van buitenaf komend onheil, dan heeft de eigenaar bij herbouw in beginsel de verplichting* om het monument weer te herstellen/te reconstrueren als origineel. In de praktijk zien we dat het ook anders uit kan pakken. Regelmatig komt dat omdat de eigenaar niet goed genoeg verzekerd is of dat de verzekeraar probeert er zo voordelig mogelijk van af te komen.

Het probleem is dat verzekeraars vaak tegen herbouwwaarde verzekeren: d.w.z. een gebouw met hetzelfde opp./m3/functies maar naar de huidige maatstaven en met moderne bouwmaterialen gebouwd. Wel zijn er wettelijke regels die hier wellicht anders in luiden en veelal ook (aanvullende) clausules in de polisvoorwaarden die bijvoorbeeld onderverzekering dekken. Dit omdat de taxatiewaardes en vastgestelde schadebedragen kunnen afwijken van de daadwerkelijke kosten voor herbouw. 

Als er schade is ontstaan aan het monument doet de verzekeraar een aanbod aan de verzekerde met het door hun schade-expert vastgestelde schadebedrag. Die moet daarmee instemmen. Verzekeraars zijn erbij gebaat om bij een ‘total loss’ aan te sturen op nieuwbouw naar huidige maatstaven omdat dat voordeliger is voor ze. Het is dus niet in hun voordeel om de resten van een monument zo snel mogelijk veilig te stellen en de schade te beperken. 

Daarom is het van belang dat de gemeente er vanaf het eerste moment bij aanwezig is om te verlangen dat de schade en verder verval beperkt wordt door het nemen van maatregelen. Maar ook om direct, en bij voorkeur schriftelijk, het signaal te geven richting de verzekerde dat herstel/reconstructie weleens de voorwaarde kan worden en dat de verzekerde dus prudent moet zijn om in te stemmen met het door de verzekeraar geboden schadebedrag. De verzekerde kan zich dan ook beter laten raadgeven en de juiste contra-expertise inschakelen.

Stel dat een verzekerde een te laag schadebedrag uitgekeerd krijgt voor herstel/reconstructie omdat te snel met het aanbod van de verzekeraar is ingestemd. Daarbij was de verzekerde niet expliciet op de hoogte of gewaarschuwd door de gemeente over de mogelijke voorwaarde voor herstel/reconstructie en de bijkomende hogere kosten. Dan is het waarschijnlijk niet meer redelijk en billijk om als gemeente te verlangen dat de verzekerde hogere kosten moet maken voor herstel/reconstructie dan het uitgekeerde schadebedrag. De kans is groot dat de gemeente in een dergelijk geval bij de rechter in het ongelijk wordt gesteld.  Meer duidelijkheid hierover kan mogelijk gevonden worden in de jurisprudentie.

Als de gemeente wel op tijd handelt en de verzekerde expliciet geïnformeerd heeft, dan is het waarschijnlijk wel redelijk en billijk om herstel/reconstructie te verlangen.

Het beste kan de gemeente (als wettelijke belanghebbende in het algemeen belang) zorgen dat ze betrokken is bij de onderhandelingen tussen verzekeraar en verzekerde. Ook krijgt de gemeente dan een beter beeld of de verzekerde wel voldoende inspanning pleegt, hetgeen de belangenafweging uiteindelijk eenvoudiger maakt.

Een eigenaar moet (bij herbouw) dus het monument herstellen/reconstrueren*. De eigenaar moet in beginsel dan ook aan die verplichting kunnen voldoen. Als de eigenaar onderverzekerd is, dan neemt deze daarmee het risico dat aanvullende financiering op een andere manier geregeld moet worden. Het is echter wel begrijpelijk dat veel monumenteneigenaren (zeker van woonhuizen) zich niet bewust zijn van de verplichtingen en risico’s en zich niet bewust zijn van de precieze polisvoorwaarden en onderverzekering. Immers verwacht men bij de term ‘herbouwwaarde’ ook niet dat het alleen om nieuwbouw gaat naar hedendaagse maatstaven. 

* Er vanuitgaande dat de eigenaar het object ook daadwerkelijk wil herbouwen en daarvoor een omgevingsvergunning aanvraagt. De eigenaar zou ook kunnen besluiten om het er zo bij te laten en het object niet te herbouwen. In principe biedt de Omgevingswet dan wel handvatten om een eigenaar aan te sporen om actie te ondernemen. Zo kan er op grond van de instandhoudingsplicht verlangd worden (middels handhaving) dat er maatregelen worden genomen om te voorkomen dat de 'resten' van het object niet verder achteruitgaan. Dat kan zelfs verder gaan dan enkel het wind- en waterdicht houden, zoals noodzakelijk bouwkundig onderhoud en herstel. Een monument mag niet beschadigd of vernield worden of op een wijze gebruikt worden dat dit kan gebeuren. Gebeurt dat toch, dan kan de gemeente handhavend optreden en herstel van de schade afdwingen. Niet enkel bij beschadiging of vernieling veroorzaakt door opzet, schuld of (grove) nalatigheid van de eigenaar, maar mogelijk ook als dit veroorzaakt wordt door derden of van buitenaf komend onheil waar de eigenaar zelf niets aan kan doen.

Preventie
Verplichten dat monumenteneigenaren zich goed verzekeren kan niet. Hooguit kan de afsluiting van een CAR-verzekering bij verbouwingen verplicht worden gesteld in de omgevingsvergunning. Het is feitelijk aan de eigenaar om wel of geen risico te lopen voor onderverzekering. Wel is het zinvol om monumenteneigenaren hierover preventief te informeren. Er zijn genoeg verzekeringen die zich ook richten op monumenten en goede voorwaarden en dekking bieden.