Instandhoudingsplicht

Nieuw in de Erfgoedwet is de expliciet genoemde instandhoudingsplicht. In artikel 9.1, eerste lid, onder a van de Erfgoedwet blijft artikel 11 van de Monumentenwet 1988 (verbod op beschadiging of vernieling van rijksmonumenten) nog van toepassing tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dat artikel is in artikel 10.18 van de Erfgoedwet uitgebreid met de instandhoudingsplicht. Een eigenaar voldoet niet aan de instandhoudingsplicht als hij of zij (het gewijzigde) artikel 11, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 overtreedt: "Het is verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is".

Dit heeft consequenties voor de taken en het beleid van de gemeente! Voor goed toezicht op en handhaving van deze wettelijke plicht is het noodzakelijk dat gemeenten de juiste kennis in huis hebben ten aanzien van het onderhouden van monumenten. Het veronderstelt ook dat de gemeente inzicht heeft in de staat van de monumenten binnen de gemeente en hier toezicht op houdt. De instandhoudingsplicht biedt de gemeente een handvat om met de eigenaar in gesprek te gaan. Voor een proportionele en succesvolle handhaving is het belangrijk dat de mate van handhaving in verhouding staat tot de overtreding. Het is dus belangrijk dat tijdig het gesprek met de eigenaar wordt aangegaan. Als gesprekken niet het gewenste resultaat hebben dan kan een handhavingstraject in gang worden gezet.

Vanuit de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is een brochure opgesteld over de instandhoudingspicht met daarin een stappenplan preventie van verwaarlozing en handhaving van de instandhoudingsplicht. Zie "Instandhoudingsplicht rijksmonumenten, een handreiking voor gemeenten".