Erfgoedregels t.a.v. vergunningverlening

Voor de vergunningverlening ten aanzien van cultureel erfgoed zijn er in de diverse wetteksten en regelingen artikelen opgenomen. Daarnaast is ook de Bruidschat van toepassing op vergunningverlening.

 

Omgevingswet

art. 5.1 lid 1

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:

a. een omgevingsplanactiviteit,

b. een rijksmonumentenactiviteit,

art. 5.5 lid 1

 

Het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning voor:

a. een omgevingsplanactiviteit, voor zover dat voorschrift is gesteld met het oog op:

4°. het beschermen van monumenten of archeologische monumenten,

art. 5.5 lid 2

Het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning voor:

a. een omgevingsplanactiviteit: in andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid, onder a,

art. 5.11 lid 1

 

Bij algemene maatregel van bestuur worden voor de volgende activiteiten gevallen aangewezen waarin een van Onze daarbij aangewezen Ministers op de aanvraag beslist:

b. rijksmonumentenactiviteiten met betrekking tot een archeologisch monument,

 art. 5.22

Voor een rijksmonumentenactiviteit worden de regels, bedoeld in artikel 5.18, gesteld met het oog op het behoud van cultureel erfgoed en in dat kader tot:

a. het voorkomen van ontsiering, beschadiging, sloop of verplaatsing van monumenten en archeologische monumenten,

b. het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden,

c. het conserveren en in stand houden van archeologische monumenten, bij voorkeur in situ.

art. 16.58 lid 1

 

Voor zover de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een rijksmonumentenactiviteit en het rijksmonument of voorbeschermde rijksmonument een kerkelijk monument is als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, neemt het bevoegd gezag pas een beslissing na overleg met de eigenaar.

art. 16.58 lid 2

 

Voor zover het gaat om een beslissing waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of levensovertuiging in dat monument in het geding zijn, beslist het bevoegd gezag alleen in overeenstemming met de eigenaar.

 

BBL

art. 2.15g lid 1

 

provinciaal monument, voorbeschermd provinciaal monument, rijksmonument of voorbeschermd rijksmonument is artikel 2.15f niet van toepassing.

art. 2.15g lid 2

 

Op een omgevingsplanactiviteit die wordt verricht bij een gemeentelijk monument, voorbeschermd gemeentelijk monument, provinciaal monument, voorbeschermd provinciaal monument, rijksmonument of voorbeschermd rijksmonument zijn alleen de volgende onderdelen van artikel 2.15f van toepassing:a. artikel 2.15f, onder a, voor zover ook kleur en materiaalsoort van het bouwwerk niet wijzigen; enb. artikel 2.15f, onder b, c, f, h, i, k, l, p, onder 2° tot en met 8°, q en r.

Op een omgevingsplanactiviteit die wordt verricht op een locatie waaraan in het omgevingsplan de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht is gegeven, is van toepassing: a. artikel 2.15f, onder a, alleen voor zover ook kleur en materiaalsoort van het bouwwerk niet wijzigen; en b. artikel 2.15f, onder b tot en met r, alleen voor zover het gaat om:1°. inpandige wijzigingen;2°. een wijziging van een achtergevel of achterdakvlak, als die gevel of dat dakvlak niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd;3°. een bouwwerk op erf aan de achterkant van een hoofdgebouw, als dat erf niet ook deel uitmaakt van het erf aan de zijkant van dat gebouw en niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd; of4°. een bouwwerk op een locatie die onderdeel is van openbaar toegankelijk gebied. 

art. 7a.1 lid 1

 

Voor de toepassing van de artikelen 2.8, onder a, 2.15bis, tweede lid, onder a, 2.15g, eerste en tweede lid, en 6.28, onder b, wordt onder gemeentelijk monument respectievelijk voorbeschermd gemeentelijk monument ook verstaan een monument of archeologisch monument dat op grond van een gemeentelijke verordening is aangewezen respectievelijk waarop, voordat het is aangewezen, die verordening van overeenkomstige toepassing is.

art. 7a.1 lid 2

 

Het eerste lid is van toepassing:

a. als het gaat om een aangewezen monument of archeologisch monument: zolang in het omgevingsplan daaraan nog niet de functie-aanduiding gemeentelijk monument is gegeven; en

b. als het gaat om een monument of archeologisch monument waarop voordat het is aangewezen de verordening van overeenkomstige toepassing is: zolang in het omgevingsplan daaraan nog niet de functie-aanduiding gemeentelijk monument is gegeven of het omgevingsplan nog geen voorbeschermingsregel bevat vanwege het voornemen om die functie-aanduiding te geven.

art. 2.15bis lid 1

 

Categorieën bouwwerken als bedoeld in artikel 7ab, eerste lid, van de Woningwet zijn te bouwen bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 als bedoeld in het tweede lid en die geen bouwwerk zijn als bedoeld in artikel 2.15db, tweede lid.

Een te bouwen bouwwerk valt onder gevolgklasse 1, als:

a. het bouwwerk geen rijksmonument, voorbeschermd rijksmonument, provinciaal monument, voorbeschermd provinciaal monument, gemeentelijk monument of voorbeschermd gemeentelijk monument is;

 art. 6.28

Artikel 6.27*** (uitzonderingen energielabel)

is niet van toepassing op:

a. een gebouw of gedeelte daarvan, waarvoor geen energie gebruikt wordt om het binnenklimaat te regelen;

b. een gemeentelijk monument, voorbeschermd gemeentelijk monument, provinciaal monument, voorbeschermd provinciaal monument, rijksmonument of voorbeschermd rijksmonument;

c. een gebouw of gedeelte daarvan, dat wordt gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten;

d. een gebouw of gedeelte daarvan, dat bestemd is om te worden gebruikt voor het bedrijfsmatig bewerken of opslaan van materialen en goederen, of voor agrarische doeleinden, en dat een lage energiebehoefte heeft;

 

BKL  

art. 8.79

 

Deze afdeling heeft betrekking op rijksmonumentenactiviteiten die niet zijn aangewezen als vergunningvrije activiteiten in hoofdstuk 13 van het Besluit activiteiten leefomgeving en is opgenomen met het oog op het behoud van cultureel erfgoed.

art. 8.80 lid 1

 

Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een rijksmonumentenactiviteit wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als de activiteit in overeenstemming is met het belang van de monumentenzorg.

art. 8.80 lid 2

 

Bij de beslissing op de aanvraag wordt rekening gehouden met de volgende beginselen:

a. het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten en archeologische monumenten;

b. het voorkomen van verplaatsing van monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend vereist is voor het behoud van die monumenten;

c. het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden; en

d. het conserveren en in stand houden van archeologische monumenten, bij voorkeur in situ.

art. 8.81

Aan een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit die betrekking heeft op een archeologisch monument kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg in ieder geval voorschriften worden verbonden, die inhouden een plicht tot:

a. het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in situ kunnen worden behouden;

b. het verrichten van opgravingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;

c. het laten begeleiden van een activiteit die tot bodemverstoring leidt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; en

d. het verrichten van een opgraving of een archeologische begeleiding op een bepaalde wijze, als die wijze in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid, van de Erfgoedwet.

art. 8.82

 

Aan een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit die een gedeeltelijke of volledige verplaatsing inhoudt van een monument dat een bouwwerk is, worden voorschriften verbonden over het treffen van voorzorgsmaatregelen voor het demonteren, het overbrengen en de herbouw van dat bouwwerk op de nieuwe locatie.

art. 10.35

 

Het college van burgemeester en wethouders en, voor zover een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument is gelegen buiten het provinciaal en gemeentelijk ingedeeld gebied, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verzamelen de volgende gegevens over omgevingsvergunningen voor een rijksmonumentenactiviteit:

a. de datum van de omgevingsvergunning;

b. het kenmerk van de omgevingsvergunning;

c. de locatie van het rijksmonument of voorbeschermd rijksmonument waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft en de relevante kadastrale gegevens van die locatie; en

d. de aard van de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend.

art. 10.36 lid 1

 

Er zijn registers over omgevingsvergunningen voor een rijksmonumentenactiviteit.

art. 10.36 lid 2

 

Een register als bedoeld in het eerste lid wordt beheerd door het college van burgemeester en wethouders of, als een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument is gelegen buiten het provinciaal en gemeentelijk ingedeeld gebied, door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

art. 10.36 lid 3

 

De registers zijn openbaar.

art. 10.36 lid 4

 

De registers bevatten in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 10.35.

art. 10.36 lid 5

 

De gegevens, bedoeld in artikel 10.35, worden in het register opgenomen binnen een week na de dag waarop de omgevingsvergunning is verleend.

 

BAL

art. 13.1

Dit hoofdstuk gaat over:

a. rijksmonumentenactiviteiten;

b. andere activiteiten die een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument betreffen; en

c. archeologische toevalsvondsten in de exclusieve economische zone, buiten de aansluitende zone.

art. 13.2

De regels in dit hoofdstuk zijn gesteld met het oog op het behoud van cultureel erfgoed.

art. 13.3

Tenzij in de artikelen 13.4 of 13.5 anders is bepaald, is voor een rijksmonumentenactiviteit of een andere activiteit die een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument betreft het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag dat een maatwerkvoorschrift kan stellen.

art. 13.5

Voor een rijksmonumentenactiviteit of een andere activiteit die een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument betreft, die wordt verricht op dezelfde locatie als een activiteit als bedoeld in afdeling 3.3 waarvoor een door gedeputeerde staten verleende omgevingsvergunning geldt, zijn gedeputeerde staten het bevoegd gezag dat een maatwerkvoorschrift kan stellen.

art. 13.6

Aan deze afdeling wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

art. 13.6

Degene die een rijksmonumentenactiviteit of een andere activiteit die een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument betreft, verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.

art. 13.8 lid 1

 

Een maatwerkregel kan in het omgevingsplan worden gesteld:

a. over artikel 13.17; en

b. als het gaat om inpandige wijzigingen als bedoeld in artikel 13.11, eerste lid, onder b, in aanvulling op afdeling 13.7.

 

art. 13.8 lid 2

 

Een maatwerkregel kan worden gesteld met het oog op het belang, bedoeld in artikel 13.2.

 

art. 13.9 lid 1

Een maatwerkregel over inpandige wijzigingen als bedoeld in artikel 13.11, eerste lid, onder b, kan alleen inhouden een verbod de activiteit te verrichten zonder dit ten minste twee werkdagen voor het begin ervan aan het bevoegd gezag te melden.

art. 13.9 lid 2

De maatwerkregel kan alleen inhouden dat die melding bevat:

a. de aanduiding van de activiteit;

b. een aanduiding van het monument;

c. een aanduiding van de inpandige wijzigingen en waar die plaatsvinden;

d. de naam en het adres van degene die de activiteit verricht;e. de verwachte datum van het begin van de activiteit; en

f. de dagtekening.

art. 13.1

Een maatwerkvoorschrift kan over een andere activiteit die een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument betreft worden gesteld over artikel 13.7.

art. 13.11 lid 1

Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een rijksmonumentenactiviteit te verrichten, geldt niet voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument, voor zover het gaat om:

a. noodzakelijke reguliere werkzaamheden die zijn gericht op het behoud van de monumentale waarden, als detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet worden gewijzigd;

b. alleen inpandige wijzigingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft; of

c. het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

1°. plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

2°. doen van begravingen of asbijzettingen;

3°. ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als rijksmonument.

art. 13.11 lid 2

Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een rijksmonumentenactiviteit te verrichten, geldt niet voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een archeologisch monument, voor zover het gaat om:

a. een sondering of grondboring met een boordiameter van niet meer dan 10 cm; of

b. het dichten van een recent verstoringsgat van niet meer dan 1 m3.

art. 13.12

Het is verboden:

a. een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument te beschadigen of te vernielen; of

b. aan rijksmonumenten, voor zover het monumenten betreft, onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

 

Omgevingsbesluit

art. 1.3 lid 1

Het verbod, bedoeld in artikel 1.7a, eerste lid, van de wet, om een activiteit te verrichten of na te laten als door het verrichten of nalaten daarvan aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving ontstaan of dreigen te ontstaan, geldt voor de volgende activiteiten en nadelige gevolgen:

a. direct of indirect stoffen, trillingen, warmte of geluid in water, bodem of lucht brengen, waardoor aanzienlijke schade aan de kwaliteit van water, bodem of lucht of aan landschappen, natuur of cultureel erfgoed ontstaat of dreigt te ontstaan;

b. het met het oog op het gebruik van de bodem in of op de bodem brengen van stoffen of activiteiten die erosie, verdichting of verzilting tot gevolg hebben, als dat leidt tot aantasting of dreigende aantasting van de bodem; en

c. het verwaarlozen van een beschermd landschap, beschermde natuur of beschermd cultureel erfgoed, als dat aanzienlijke nadelige gevolgen heeft of dreigt te hebben voor de beschermde waarden.

art. 1.3 lid 2

Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder c, wordt onder beschermd verstaan: beschermd bij wettelijk voorschrift of besluit op grond van de wet of een andere wet.

art. 10.22a lid 1

Het bevoegd gezag verstrekt binnen een week na de dag waarop een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit is verleend een afschrift van de vergunning aan het college van burgemeester en wethouders en aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

art. 10.22a lid 2

Het bevoegd gezag verstrekt binnen een week na de dag waarop een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit in een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de wet is verleend die van invloed is op het karakter van dat stads- of dorpsgezicht, een afschrift van de vergunning aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

art. 10.49 lid 1

Als een instantie of een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 10.48 op de hoogte is van een voornemen om een activiteit te verrichten die de uitzonderlijke universele waarde van een werelderfgoed kan aantasten, stelt die instantie of dat bestuursorgaan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap daarvan zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voordat zich onomkeerbare gevolgen kunnen voordoen, op de hoogte.

art. 10.49 lid 2

Het eerste lid is ook van toepassing op een ander bestuursorgaan dat belast is met de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van de wet als het werelderfgoed op zijn grondgebied ligt of als de uitoefening van een taak of bevoegdheid de uitzonderlijke universele waarde van een werelderfgoed kan aantasten.

art. 4.20 lid 1

Het college van burgemeester en wethouders is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op:

a. een bouwactiviteit;

b. een omgevingsplanactiviteit;

c. een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument; of

d. een milieubelastende activiteit.

art. 4.20 lid 2

De voorgenomen beslissing op de aanvraag behoeft ook instemming van het college van burgemeester en wethouders als het gaat om een aanvraag als bedoeld in:

a. het eerste lid, aanhef en onder b, voor zover het gaat om een afwijkactiviteit anders dan een afwijkactiviteit van provinciaal of nationaal belang; of

b. het eerste lid, aanhef en onder d, voor zover het gaat om een milieubelastende activiteit anders dan een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder c, 4.10, eerste lid, onder a, of 4.11, eerste lid, onder b.

art. 4.21 lid 1

De gemeenteraad is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een door hem aangewezen geval van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is.

art. 4.21 lid 2

Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om de omgevingsvergunning en de voorgenomen beslissing op de aanvraag instemming van het college behoeft, is de gemeenteraad adviseur voor het verzoek om instemming.

art. 4.22 lid 1

De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de wet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is voor zover de aanvraag betrekking heeft op:

a. een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument; of

b. een andere activiteit, als het gaat om een door de gemeenteraad aangewezen geval of als het college van burgemeester en wethouders daartoe aanleiding ziet.

art. 4.22 lid 2

Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om de omgevingsvergunning maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college in plaats van het bevoegd gezag.

art. 4.25 lid 1

Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op:

g. een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 16.15a, onder d, van de wet; ofh. een rijksmonumentenactiviteit als bedoeld in artikel 4.32, eerste lid, onder b, als het monument waarop de activiteit betrekking heeft buiten een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom is gelegen.

art. 4.32 lid 1

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op:

a. een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een archeologisch monument; of

b. een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument, in de volgende gevallen:

1°. het slopen van het monument als het gaat om het geheel afbreken van het monument of het gedeeltelijk afbreken daarvan als die gedeeltelijke afbraak van ingrijpende aard is voor de monumentale waarden van het monument;

2°. het ingrijpend wijzigen van het monument of een belangrijk deel daarvan, als de gevolgen voor de monumentale waarden van het monument vergelijkbaar zijn met de gevolgen van het slopen van het monument, bedoeld onder 1°;

3°. het reconstrueren van het monument of een belangrijk deel daarvan, waarbij de staat van het monument wordt teruggebracht naar een eerdere staat of een veronderstelde eerdere staat van het monument;

4°. het wijzigen van het monument of een belangrijk deel daarvan voor een gebruiksverandering van het monument als dat ingrijpende gevolgen heeft voor de monumentale waarden; of

5°. het verplaatsen van het monument of een belangrijk deel daarvan.

art. 4.32 lid 2

De voorgenomen beslissing op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, behoeft ook instemming van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

art. 4.13

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beslist op een enkel- of meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning als de aanvraag alleen betrekking heeft op een of meer rijksmonumentenactiviteiten met betrekking tot een archeologisch monument.

 

Omgevingsregeling

art. 7.198 lid 1

Paragraaf 7.2.9 is van toepassing op het verstrekken van gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder b, van de wet.

art. 7.198 lid 2

Bij de aanvraag worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

a. het rijksmonumentnummer en, voor zover van toepassing, de naam van het monument of de plaatselijke aanduiding van het archeologisch monument;

b. de opgave van het huidige gebruik van het monument of archeologisch monument en het voorgenomen gebruik, als dat afwijkt van het huidige gebruik; en

c. de motivering voor het verrichten van de activiteit en een omschrijving van de gevolgen ervan voor het monument of het archeologisch monument.

art. 7.199 lid 1

Bij de aanvraag worden, voor zover het gaat om een archeologisch monument, de volgende gegevensen bescheiden verstrekt:

a. een omschrijving van de aard van de activiteit, met vermelding van:

1°. de omvang in vierkante meters; en

2°. de diepte, in centimeters ten opzichte van het maaiveld;

b. een topografische kaart voorzien van noordpijl en ten minste twee coördinatenparen, met de exacte locatie en omvang van de activiteit;

c. doorsnedetekeningen met de exacte locatie, omvang en diepte van de afzonderlijke ingrepen ten opzichte van het maaiveld;

d. als sprake is van een opgraving, ook als deze alleen bestaat uit een proefsleuvenonderzoek of een proefputtenonderzoek: een programma van eisen voor de opgraving;

e. als sprake is van een booronderzoek met boren met een diameter groter dan 10 cm: een plan van aanpak voor een booronderzoek;

f. als sprake is van een zichtbaar archeologisch monument: overzichtsfoto’s van de bestaande situatie en plantekeningen van de nieuwe toestand; eng. voor zover de activiteit bestaat uit een bouwactiviteit: funderingstekeningen.

art. 7.199 lid 2

Zo nodig worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

a. een rapport waarin de archeologische waarde van dat deel van het archeologisch monument waarop de activiteit van invloed is, in voldoende mate nader is vastgesteld;

b. een rapport waarin de gevolgen van de activiteit op de archeologische waarden in voldoende mate inzichtelijk zijn gemaakt;

c. detailtekeningen met van de afzonderlijke ingrepen:

1°. de exacte locatie;

2°. de omvang; en

3°. de diepte ten opzichte van het maaiveld;

d. voor zover de activiteit bestaat uit aanlegwerkzaamheden of een ontgrondingsactiviteit:

1°. een bestek met bijbehorende tekeningen; of

2°. een werkomschrijving met bijbehorende tekeningen;

e. als sprake is van een sloopactiviteit: bestaande funderingstekeningen; off. als sprake is van een archeologisch monument onder water: een vlakdekkende hoge resolutiesonaropname van de waterbodem en ultrahoge resolutie sonaropnamen van details.

art. 7.200

Tekeningen als bedoeld in artikel 7.199 hebben een schaal die niet kleiner is dan:

a. 1:2000, als het gaat om een topografische kaart;

b. 1:100, als het gaat om een funderingstekening of doorsnedetekening; enc. 1:50, als het gaat om een detailtekening.

art. 7.201 lid 1

Bij de aanvraag worden, voor zover het gaat om het slopen van een monument, de volgende gegevensen bescheiden verstrekt:

a. de volgende kleurenfoto’s die een duidelijke indruk geven van het monument in relatie tot de voorgenomen sloop:

1°. overzichtsfoto’s van de bestaande situatie; en

2°. foto’s van de bestaande toestand;

b. de volgende tekeningen:

1°. als sprake is van het slopen van een deel van het monument waarbij de omvang van het monument wijzigt: situatietekeningen van de bestaande en de nieuwe situatie;

2°. opnametekeningen van de bestaande toestand met, voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de aanvraag:i. plattegronden;ii. doorsneden;iii. gevelaanzichten; of iv. een dakaanzicht; en

3°. slooptekeningen; enc. een omschrijving van de sloopmethode en de aard van en bestemming voor het vrijkomend materiaal.

art. 7.201 lid 2

Zo nodig worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

a. een nadere bepaling van de monumentale waarde van het monument aan de hand van cultuurhistorische rapporten, met inbegrip van rapporten over architectuurhistorie, bouwhistorie, interieurhistorie, kleurhistorie of tuinhistorie;

b. als sprake is van verstoring van de bodem: een rapport waarin de archeologische waarde van de bodem onder het te slopen bouwwerk in voldoende mate is vastgesteld;

c. een beschrijving van de technische staat van het monument of het onderdeel van het monument waarop de voorgenomen activiteit betrekking heeft; of

d. een onderbouwing van de beschrijving van de technische staat aan de hand van technische rapporten, met inbegrip van rapporten over bouwfysische en constructieve aspecten.

art. 7.202 lid 1

Bij de aanvraag worden, voor zover het gaat om het gedeeltelijk of volledig verplaatsen van een monument, de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

a. een beschrijving van de technische staat van het monument of het onderdeel van het monument waarop de voorgenomen activiteit betrekking heeft;

b. de volgende kleurenfoto’s die een duidelijke indruk geven van het monument in relatie tot de voorgenomen verplaatsing:

1°. overzichtsfoto’s van de bestaande situatie;

2°. foto’s van de bestaande toestand; en

3°. overzichtsfoto’s van de nieuwe locatie;c. de volgende tekeningen:

1°. situatietekeningen van de bestaande en nieuwe situatie;

2°. opnametekeningen van de bestaande toestand met, voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de aanvraag:i. plattegronden;ii. doorsneden;iii. gevelaanzichten; ofiv. een dakaanzicht; en

3°. plantekeningen van de nieuwe toestand met, voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de aanvraag:i. plattegronden;ii. doorsneden;iii. gevelaanzichten; ofiv. een dakaanzicht;

d. een bestek of werkomschrijving van de wijze van demonteren, van het verplaatsen naar de nieuwe locatie en de herbouw; en

e. als de activiteit bestaat uit het verplaatsen van een molen: een rapport over de molenbiotoop van de bestaande en de nieuwe situatie.

art. 7.202 lid 2

Zo nodig worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

a. een nadere bepaling van de monumentale waarde van het monument aan de hand van cultuurhistorische rapporten, met inbegrip van rapporten over architectuurhistorie, bouwhistorie, interieurhistorie, kleurhistorie of tuinhistorie of over de relatie van het monument tot zijn historisch een zijn nieuwe omgeving;

b. als op de bestaande of op de nieuwe locatie sprake is van verstoring van de bodem: een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag door de activiteit zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;

c. een onderbouwing van de beschrijving van de technische staat aan de hand van technische rapporten, met inbegrip van rapporten over bouwfysische, constructieve, materiaaltechnische of preventieve aspecten;

d. aanvullende tekeningen van de bestaande en nieuwe toestand, met inbegrip van detailtekeningen; of

e. een opgave van de bij de voorbereiding en het verrichten van de activiteit te hanteren uitvoeringsrichtlijnen.

art. 7.203 lid 1

Bij de aanvraag worden, voor zover het gaat om het wijzigen van een monument of het herstellen daarvan waardoor het kan worden ontsierd of in gevaar kan worden gebracht, de volgende gegevensen bescheiden verstrekt:

a. de volgende kleurenfoto’s die een duidelijke indruk geven van het monument in relatie tot de voorgenomen activiteit:

1°. overzichtsfoto’s van de bestaande situatie; en

2°. detailfoto’s van de bestaande toestand, die een duidelijke indruk geven van het onderdeel van het monument waar de voorgenomen activiteit zal worden verricht;

b. de volgende tekeningen:

1°. een situatietekening van de bestaande situatie, en als de nieuwe situatie daarvan afwijkt: een situatietekening van de nieuwe situatie;

2°. opnametekeningen van de bestaande toestand met, voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de aanvraag:i. plattegronden;ii. doorsneden;iii. gevelaanzichten; of iv. een dakaanzicht;

3°. als er gebreken worden hersteld: gebrekentekeningen;

4°. plantekeningen van de nieuwe toestand en van de voorgenomen werkzaamheden, met inbegrip van de te vervangen of te veranderen onderdelen en de te verhelpen gebreken, met, voorzover noodzakelijk voor de beoordeling van de aanvraag:i. plattegronden;ii. doorsneden;iii. gevelaanzichten; of iv. een dakaanzicht; en

5°. als sprake is van verwijdering van materiaal: slooptekeningen; en

c. een omschrijving van de aard en omvang van de activiteit in de vorm van een bestek of werkomschrijving, met:

1°. de te gebruiken en de te vervangen materialen, de toe te passen constructies, afwerkingen en kleuren en de wijze van uitvoering of verwerking; en

2°. als sprake is van verwijdering van materiaal: de sloopmethode en de aard van en bestemming voor het vrijkomend materiaal.

art. 7.203 lid 2

Zo nodig worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

a. een nadere bepaling van de monumentale waarde van het monument aan de hand van cultuurhistorische rapporten, met inbegrip van rapporten over architectuurhistorie, bouwhistorie, interieurhistorie, kleurhistorie of tuinhistorie;

b. als sprake is van verstoring van de bodem: een rapport waarin de archeologische waarde de locatie in voldoende mate is vastgesteld;

c. een beschrijving van de technische staat van het monument of het onderdeel van het monument waarop de voorgenomen activiteit betrekking heeft;

d. een onderbouwing van de beschrijving van de technische staat aan de hand van technische rapporten, met inbegrip van rapporten over bouwfysische, constructieve, materiaaltechnische of preventieve aspecten;

e. aanvullende tekeningen van de bestaande en nieuwe toestand, met inbegrip van detailtekeningen;

f. voor zover er algemene kwaliteitsnormen of uitvoeringsrichtlijnen voor de instandhouding van monumenten op de activiteit van toepassing zijn: een opgave of de voorgenomen activiteit hierop is afgestemd; of

g. als de activiteit een monument betreft dat een tuinaanleg, parkaanleg of andere groenaanleg is: een beheervisie.

art. 7.204

Bij de aanvraag wordt, voor zover het gaat om het gebruiken van een monument waardoor het kan worden ontsierd of in gevaar gebracht, een opgave verstrekt van de maatregelen die worden getroffen om deze nadelige gevolgen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.

art. 7.205 lid 1

Tekeningen als bedoeld in de artikelen 7.201 tot en met 7.203 hebben een schaal die niet kleiner isdan:

a. 1:1000, als het gaat om een situatietekening;

b. 1:100, als het gaat om een algemene geveltekening;

c. 1:20 of 1:50, als het gaat om een geveltekening voor een ingrijpende wijziging; en

d. 1:100, als het gaat om een plattegrondtekening, doorsnedetekening of een tekening van het dakaanzicht.

art. 7.205 lid 2

Een detailtekening heeft een schaal van 1:1, 1:2 of 1:5 en is voorzien van een omschrijving van de materiaaltoepassing en de maatvoering.

art. 7.205 lid 3

Uit een situatietekening die is voorzien van een noordpijl blijkt de oriëntatie van het monument op het perceel en ten opzichte van omliggende bebouwing en wegen.

art. 7.205 lid 4

Een plattegrondtekening en een doorsnedetekening bevatten de volgende historische gegevens:

a. balklagen:

1°. gestippeld aangegeven in plattegronden van ruimten onder de balklagen; en

2°. getekend aangegeven in doorsneden met aanduiding van de afmetingen;

b. geornamenteerde plafonds, gestippeld aangegeven in plattegronden van de ruimten waar deze zich bevinden;

c. houtafmeting, balklagen en kapconstructie, aangegeven in doorsneden van de bestaande en van de nieuwe toestand; end. bijzondere ruimten of bouwdelen, direct of indirect betrokken bij de activiteit, aangegeven in plattegronden en doorsneden.

Art. 7.207b lid 1 

(omgevingsplanactiviteit)

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de wet, worden, als het gaat om een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten, de gegevens en bescheiden verstrekt die op grond van het omgevingsplan bij die aanvraag moeten worden verstrekt.

Art. 7.207b lid 2

 

(buitenplanse omgevingsplanactiviteit)

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit worden de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn om de gevolgen van die activiteit te beoordelen voor:

a.een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;

b.de op grond van de artikelen 2.22 en 2.24 van de wet gestelde regels over omgevingsplannen en de op grond van de artikelen 2.33 en 2.34 van de wet gegeven instructies over omgevingsplannen; en

c.het uitvoeren van een project waarvoor een projectbesluit is vastgesteld door een bestuursorgaan van de provincie of het Rijk.