Erfgoedregels t.a.v. Omgevingsplan

Voor de opname van cultureel erfgoed in het Omgevingsgplan zijn er in de diverse wetteksten en regelingen artikelen opgenomen.

 

 

Omgevingswet 

Artikel 2.1

uitoefening taken en bevoegdheden

art. 2.1 lid 1

 

Een bestuursorgaan van een gemeente, een provincie of het Rijk of, met inachtneming van de Waterschapswet, van een waterschap oefent zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uit met het oog op de doelen van de wet, tenzij daarover specifieke regels zijn gesteld.

art. 2.1 lid 2

 

Het bestuursorgaan houdt daarbij rekening met de samenhang van de relevante onderdelen en aspecten van de fysieke leefomgeving en van de rechtstreeks daarbij betrokken belangen.

art. 2.1 lid 3

 

Bij de op grond van deze wet gestelde regels kan de toepassing van het eerste en tweede lid worden uitgewerkt of begrensd. Deze uitwerking of begrenzing kan in ieder geval betrekking hebben op:

e. het beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden,
f. het behoud van cultureel erfgoed,
g. het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed,
j. de kwaliteit van bouwwerken,
k. een evenwichtige toedeling van functies aan locaties,

Artikel 4.1

decentrale regels over activiteiten

art. 4.1 lid 1

 

Bij omgevingsplan, waterschapsverordening en omgevingsverordening kunnen met het oog op de doelen van de wet regels worden gesteld over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.

Artikel 4.2

toedeling van functies aan locaties

art. 4.2 lid 1

 

Het omgevingsplan bevat voor het gehele grondgebied van de gemeente in ieder geval de regels die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

art. 4.2 lid 2

 

Bij omgevingsverordening kunnen alleen regels worden gesteld over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, als het onderwerp van zorg niet doelmatig en doeltreffend met een regel als bedoeld in artikel 2.22, eerste lid, of een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, kan worden behartigd.

Artikel 4.4

melding of omgevingsvergunning

art. 4.4 lid 1

 

Regels als bedoeld in paragraaf 4.1.1 kunnen inhouden een verbod om zonder voorafgaande melding aan het bevoegd gezag een activiteit te verrichten.

art. 4.4 lid 2

 

De regels in het omgevingsplan, de waterschapsverordening of de omgevingsverordening kunnen inhouden een verbod om een activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten.

Artikel 4.5

maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften

art. 4.5 lid 1

 

Bij regels als bedoeld in paragraaf 4.1.1 kunnen onderwerpen worden aangewezen waarvoor het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften kan stellen of voorschriften aan een omgevingsvergunning kan verbinden. Paragraaf 4.3.2 is van overeenkomstige toepassing op het stellen van maatwerkvoorschriften op grond van regels als bedoeld in artikel 4.3.

art. 4.5 lid 2

 

De maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften kunnen afwijken van regels als bedoeld in paragraaf 4.1.1 als dat bij die regels is bepaald. Daarbij kan worden bepaald in welke mate of hoe lang kan worden afgeweken.

art. 4.5 lid 3

 

Bij regels als bedoeld in paragraaf 4.1.1 kan ook worden bepaald dat een maatwerkvoorschrift niet kan worden gesteld als over een onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning kan worden verbonden.

Artikel 15/22

Nadeelcompensatie bij schade

 art. 22.7

Bij het beroep tegen een omgevingsplan kunnen geen beroepsgronden worden aangevoerd die betrekking hebben op regels die uitvoering geven aan een onherroepelijk besluit tot aanwijzing van: a. een monument of archeologisch monument als gemeentelijk monument of provinciaal monument, b. een gemeentelijk of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht.

 art. 22.13 lid 2

Een onherroepelijk besluit tot aanwijzing van: 
a. een monument of archeologisch monument als gemeentelijk monument of provinciaal monument, 
b. een gemeentelijk of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht, 
c. een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht, waarvan de inhoud wordt opgenomen in een omgevingsplan geldt niet als schadeveroorzakend besluit als bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, aanhef en onder d.

 art. 15.1 lid 1

Als een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak op grond van deze wet schade veroorzaakt, is titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht alleen van toepassing op de toekenning van vergoeding van schade als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van die wet die wordt veroorzaakt door het vaststellen, verlenen, stellen, treffen of, voor zover van toepassing, wijzigen of intrekken van:

d. een regel in het omgevingsplan, als het gaat om een regel als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid,

   

Omgevingsbesluit

Artikel 2.1  verplichting en verbod opname regels in omgevingsplan

Artikel 2.1 lid 1 Onverminderd het tweede lid worden in ieder geval regels over activiteiten die onderdelen van
de fysieke leefomgeving wijzigen als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, onder a, van de wet alleen in
het omgevingsplan opgenomen.

Artikel 2.1 lid 2

In ieder geval worden niet in het omgevingsplan opgenomen regels als bedoeld in de volgende
bepalingen van de Gemeentewet:
a. [..], en 154a, eerste lid; (straf of geldboete overtreding gemeentelijke verordening)
b. de artikelen 1[..], en 154b, eerste lid; (bestuurlijke boete)

 

BKL

art. 5.130 lid 1

 

In een omgevingsplan wordt rekening gehouden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed, met inbegrip van bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten.

art. 5.130 lid 2

 

Met het oog op het belang van het behoud van cultureel erfgoed worden in een omgevingsplan in ieder geval regels gesteld ter bescherming van daarvoor in aanmerking komend cultureel erfgoed, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende beginselen:

a. het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van op grond van het omgevingsplan beschermde monumenten en archeologische monumenten;

b. het voorkomen van verplaatsing van op grond van het omgevingsplan beschermde monumenten of een deel daarvan, tenzij dit dringend is vereist voor het behoud van die monumenten;

c. het bevorderen van het gebruik van monumenten, zo nodig door wijziging van die monumenten, rekening houdend met de monumentale waarden;

d. het voorkomen van aantasting van:

1°. de omgeving van rijksmonumenten, voorbeschermde rijksmonumenten en monumenten die op grond van het omgevingsplan zijn beschermd, voor zover die monumenten door die aantasting worden ontsierd of beschadigd; en

2°. het karakter van in het omgevingsplan beschermde stads- of dorpsgezichten of beschermde cultuurlandschappen door de sloop van bestaande gebouwen, de bouw van nieuwe gebouwen of andere belangrijke veranderingen; en

e. het conserveren en in stand houden van archeologische monumenten, bij voorkeur in situ.

art. 5.130 lid 3

 

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen in een omgevingsplan ook:

a. regels worden gesteld over eisen aan onderzoek naar de archeologische waarde van een locatie of aan de wijze van het verrichten van opgravingen of archeologische begeleiding van andere activiteiten die tot bodemverstoring leiden; en

b. gevallen worden aangewezen waarin kan worden afgezien van onderzoek naar de archeologische waarde van een locatie of het opleggen van plichten met die strekking

art. 5.130 lid 4

 

Als in een omgevingsplan regels worden gesteld over het verrichten van archeologisch onderzoek, bepaalt het omgevingsplan dat die regels niet van toepassing zijn op activiteiten met een oppervlakte van minder dan 100 m2.

art. 5.130 lid 5

 

In afwijking van het vierde lid kan in een omgevingsplan een andere oppervlakte worden vastgesteld.

art. 5.131

 

In het omgevingsplan wordt rekening gehouden met het belang van het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed.