Sinds de wijziging van de Monumentenwet in 1988 is de gemeente bevoegd om eigen gemeentelijke monumenten aan te wijzen. Dit zijn objecten die vanwege hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap en/of cultuurhistorische waarde van belang worden geacht voor de gemeente.
Om gemeentelijke monumenten te kunnen aanwijzen dient eerst een inventarisatie gehouden te worden van het aanwezige gebouwde culturele erfgoed. Dit kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld op basis van de lijst met MIP panden (een lijst met objecten gemaakt vanwege het Monumenten Inventarisatie Project, gemaakt rond 1990). Of met het SPOU boekje (gele boekje, Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht) als uitgangspunt. Ook kan de plaatselijke historische kring of een andere particuliere organisatie op het gebied van de monumenten om inbreng gevraagd worden vanuit hun kennis van het gebied, van de bouwkunst en van de locale geschiedenis. Een rondgang door de gemeente met deskundigen behoort veelal bij de inventarisatiefase.
Na deze inventarisatie volgt de selectie voor de gemeentelijke monumentenlijst. Dit gebeurt aan de hand van vooraf door de gemeente opgestelde selectiecriteria. De gemeentelijke monumentencommissie, als onafhankelijk en deskundig adviesorgaan van de gemeente, is hiervoor de aangewezen instantie om een weloverwogen en deskundig advies te geven aan de gemeente over welke objecten wel of niet mogelijk in aanmerking komen voor aanwijzing tot gemeentelijk monument. Deze selectie kan ook voorafgegaan zijn door een voorselectie die is gedaan door een deskundig bureau, met participatie en/of een afvaardiging van de monumentencommissie. De selectie kan op verschillende manieren gebeuren. Vaak hoort hier ook een rondgang door de gemeente bij met bijvoorbeeld een bezoek aan de twijfelgevallen.
Voortschrijdend inzicht en actualisering van de gemeentelijke monumentenlijst
In de kennis en waardering van erfgoed is er sprake van voortschrijdend inzicht. Waar het MIP de periode 1850-1940 voor het eerst op de kaart zette, krijgen nu andere perioden, gebouwtypen en ook structuren de aandacht. Naast de Wederopbouw zijn dit bijvoorbeeld historische industriële complexen, groenstructuren, waterwegen en stedenbouwkundige structuren. Landelijk onderzoek naar de Post ’65-periode is in volle gang. Dit zal mogelijk leiden tot rijksbescherming van een beperkt aantal iconische voorbeelden van (inter-)nationaal belang. Het primaat van bredere bescherming ligt sinds de invoering van MoMo echter bij de gemeenten. Daarom is het goed om de gemeentelijke monumentenlijst regelmatig tegen het licht te houden en te actualiseren.