Wijzigingsbesluit minimale hoeveelheid hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie

Op 11 december 2018 is de herziening van de EU richtlijn hernieuwbare energie (REDII) vastgesteld. Deze wijziging, die de lidstaten verplicht om een hoeveelheid hernieuwbare energie voor te schrijven bij ingrijpende renovatie, moet voor 30 juni 2021 zijn geïmplementeerd in de nationale regelgeving. Voor nieuwbouw is deze verplichting al op 13 december 2019 geïmplementeerd in het Bouwbesluit 2012 en via het besluit BENG, hetgeen van kracht ging op 1 januari 2021. Voor ingrijpende renovatie moest er nog wel een eis in de regelgeving worden opgenomen, want deze was er voorheen niet. Met het wijzigingsbesluit minimale hoeveelheid hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie wordt ook deze eis geïmplementeerd en uitgewerkt in de Regeling Bouwbesluit 2012. Ook monumenten en andere historische bebouwing ontkomen (vooralsnog) niet aan de eis.

Het wijzigingsbesluit heeft van 10-12-2020 tot 10-01-2020 ter consultatie voorgelegen.

Reikwijdte
De verplichting voor een minimum hoeveelheid hernieuwbare energie geldt allereerst alleen wanneer sprake is van ingrijpende renovatie. Oftewel, wanneer meer dan 25% van de oppervlakte van de gebouwschil, wordt vernieuwd, veranderd of vergroot en dit de integrale gebouwschil betreft. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer een dak of gevel volledig wordt opengelegd en vernieuwd. In de praktijk komt het dan vaak voor dat er door minimaal 25% van het gebouw ‘van binnen naar buiten’ kan worden gekeken. Er zullen ook renovaties zijn die niet voldoen aan deze definitie van ingrijpende renovatie, omdat de aanpassingen geen betrekking hebben op de integrale bouwschil. Voorbeelden hiervan zijn: na isolatie van een spouwmuur, na-isolatie van enkelsteens buitenmuren aan binnen- of buitenkant, na-isolatie onder dakpannen of tegen het dakbeschot.

Over het algemeen zal bij een ingrijpende renovatie sprake zijn van een activiteit waarvoor een vergunning voor het bouwen nodig is. In die uitzonderlijke gevallen waarbij de ingrijpende renovatie vergunningvrij is, zal de bouwactiviteit voor het bevoegd gezag toch zichtbaar zijn buiten het gebouw, waardoor zij ook in die gevallen zo nodig handhavend kan optreden.

Ten tweede geldt de verplichting voor een minimum hoeveelheid hernieuwbare energie alleen wanneer de verwarmings- of koelinstallatie onderdeel uitmaakt van de ingrijpende renovatie. Daarvan is sprake wanneer er een derde of meer van de afgiftelichamen (meestal radiatoren) wordt vernieuwd, veranderd of vergroot. Hiermee wordt namelijk voorkomen dat wanneer een gebouweigenaar minimaal 25% van de gebouwschil integraal vernieuwt, hij om die reden verplicht wordt om de installaties aan te passen vanwege de minimumeis voor hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie. Dit zou namelijk tot onnodig hoge kosten kunnen leiden wanneer de installatie nog een economische of technische levensduur heeft en niet hoeft te worden aangepast.

Kortom, in beginsel geldt de eis voor een minimale hoeveelheid hernieuwbare energie dus voor alle bestaande gebouwen die ingrijpend gerenoveerd worden en waarbij de verwarmings-of koelinstallatie(s) onderdeel uitmaken van de renovatie, zowel voor woningbouw als utiliteitsbouw en waarvoor momenteel minimale energieprestatie-eisen gelden bij verbouw of renovatie. Gebruiksfuncties waarvoor de minimumeis niet geldt, zijn bouwwerken geen gebouw zijnde, overige gebruiksfuncties en industriefuncties. Monumenten zijn ook uitgezonder van de minimale energieprestatie-eisen, maar het lijkt er vooralsnog niet op dat ze ook vrijgesteld zijn van de verplichting voor een minimale hoeveelheid hernieuwbare energie.

Uitzonderingen
Op de verplichting zijn een aantal uitzonderingen van toepassing. Allereerst geldt een uitzondering voor bouwwerken waarop artikel 5.5 Bouwbesluit 2012 van toepassing is. Daarmee geldt een uitzondering voor gebouwen die niet verwarmd worden ten behoeve van personen. Daarnaast is een uitzondering opgenomen voor bouwwerken die aangesloten zijn of aantoonbaar binnen drie jaar na de renovatie aangesloten worden op een warmtenet. Een derde uitzondering geldt voor zover het vanwege locatie-gebonden omstandigheden of technische belemmeringen niet mogelijk is aan de eis te voldoen. Tot slot geldt de eis niet wanneer de maatregelen die genomen moeten worden om aan de eis te voldoen niet binnen tien jaar kunnen worden terugverdiend. In dat geval moet echter wel de maximale hoeveelheid hernieuwbare energie worden gerealiseerd die met maatregelen kunnen worden gerealiseerd die een terugverdientijd hebben van ten hoogste tien jaar. 

Invulling eis
Er zijn verschillende technische oplossingen beschikbaar om aan de minimumeis voor een hoeveelheid hernieuwbare energie te voldoen. Bijvoorbeeld via het realiseren van PV-panelen, een (hybride) warmtepomp of een zonneboilersysteem. Het verschilt per situatie hoeveel de technische oplossing bijdraagt aan de hernieuwbare energie in een gebouw. Verder dient de hernieuwbare energie op grond van de NTA 8800 te worden opgewekt op het perceel om invulling
te geven aan deze minimumeis. Aanvullend hierop wordt ook hernieuwbare energie of restwarmte of -koude uit gebiedsmaatregelen met een directe fysieke koppeling met het gebouw, zoals een lokaal warmtenet, in deze minimumeis gewaardeerd.

Het acceptabele minimumniveau voor hernieuwbare energie in een gebouw bij ingrijpende renovatie bedraagt ongeveer 15% van het dakoppervlak aan PV-panelen. Ter illustratie, dit komt overeen met zeven PV-panelen bij een tussenwoning van 110m², 64 PV-panelen bij een woongebouw met 33 woningen van 3036m² en 12 PV-panelen bij een klein kantoorgebouw van 298m². Daarmee komt de minimumeis overeen met de volgende berekening: minimaal 30 x (Aroof / Agtot) kWh/m2.jr, bepaald volgens NTA 8800, waarbij Aroof / Agtot ten hoogste 1,0 is. De minimumeis wordt dus uitgedrukt in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar.

Consequenties monumenten en andere historische bebouwing
Het zal bij monumenten of planologisch beschermde beeldbepalende panden waarschijnlijk niet zo veel voorkomen dat ze onder de reikwijdte van deze regeling vallen. Bij monumenten worden de gevels en daken meestal na-geïsoleerd wat dus niet valt onder de definitie ingrijpende renovatie. Op moment dat bijvoorbeeld een dakpakket wel integraal (dakbeschot met pannen of rieten dak) vervangen wordt, dan geldt de verplichting voor een minimale hoeveelheid hernieuwbare energie alleen als ook de verwarmings- of koelinstallatie onderdeel uitmaakt van de ingrijpende renovatie. In dat geval moet de invulling van deze eis nog getoetst worden aan de locatie-gebonden omstandigheden. Daarvoor zal de gemeentelijke adviescommissie en mogelijk ook de RCE om advies worden gevraagd. Als daaruit blijkt dat de invulling van de eis (bijvoorbeeld PV-panelen) niet passend is, dan moet er of naar andere oplossingen gekeken worden zoals een warmtepomp of kan het mogelijk worden geschaard onder de uitzonderingen.

Bij andere historische bebouwing waar geen beschermingsregime voor geldt en die ook niet liggen binnen een beschermd dorpsgezicht gelden minder snel locatie-gebonden omstandigheden voor uitzondering op de eis. Bij dergelijke panden zal dus eerder de verplichting gelden voor een minimale hoeveelheid hernieuwbare energie. Al kunnen waarschijnlijk wel door middel van gemeentelijk welstandsregels criteria gesteld worden (die vallen onder de locatie-gebonden omstandigheden) waarbij dus in bepaalde situaties de toepassing van PV-panelen ter invulling van de eis kan worden uitgesloten of beperkt.